A lie has no legs

mannen



Even de stad induiken voor de duisternis (en het gebrek aan sigaretten mij) invalt is een bijzondere ervaring.

Op enkele piepkoppeltjes na, die hand in hand nog de illusie koesteren dat zij onafscheidelijk zijn, zie je nauwelijks vrouwen op straat. Zij staan namelijk achter de kookpotten, massaal veel kookpotten, want er dient achtereenvolgens ruim voorzien te worden in wat de man lust, en in wat de zoon lust.
In veel mindere mate in wat de dochter lust en in helemaal geen mate in wat de vrouw lust.
En dit alles in minstens drie gangen.

De mannen zitten dan ook op de terrasjes inmiddels, je gaat het toch nooit in je hoofd halen een handje toe te steken. 

En zij discussiëren, hoe minder verstand zij van iets hebben, hoe luider het eraan toegaat en hoe verbetener zij liegen. En zij metselen een ongezonde hoeveelheid koffie, raki en nicotine naar binnen. Of spelen backgammon. Of schaken.

En hebben elke vrouw gezien die het twijfelachtige voorrecht geniet op dit uur niet voor een hongerige nederzetting te hoeven prakken. Of zonder sigaretten valt.

Zij kennen mij inmiddels wel, hebben blijkbaar ook in blijde dankbaarheid mijn niet-toerist-status en de onvermijdelijk daaraan verbonden wildste geruchten aanvaard.

Want Grieken zijn nu eenmaal leugenaars, het is geen kwalijke eigenschap, het is een vanzelfsprekendheid, een sport zeg maar.
It’s a lie, of course!” hoor ik ze fier en met een vette knipoog na zowat elke halsstarrige bewering zeggen.

Het wordt nog net ietsje kuttiger als ik, op weg naar huis, Roel met de kromme benen tegen het lijf loop. Jeweetwel, die man wiens hond ik hier twee weken heb vertroeteld toen hij naar België was afgereisd.
En waarvoor ik nog steeds op een bedankje wacht.

Wat heb ik gehoord?” fleemt hij.

Ik verwacht mij aan het ergste, want hij heeft bij de Jezuïeten schoolgelopen en heeft daar uiteraard een uitgesproken leugenachtig profiel aan overgehouden.
Wil ik eigenlijk wel horen wat hij heeft gehoord?

Wat dan, Roel?”

Je hebt hier een huis gekocht“.

Nou goed dat ik in Kreta een verbijsterende poise aan de dag weet te leggen en zelfs een emmer kakkerlakken in mijn keuken mij niet meer van mijn stuk brengt.

Want hij had dat vernomen van Yianni, die het wist van Kostas, die het had gehoord van Yiorgos, die Manolis had afgeluisterd (je kan hier niet met een dooie kat rondzwaaien zonder ene Yianni of ene Kostas te raken).

It’s a lie, of course. Lies, damned lies. Ik weet niet of ik Roel van het tegendeel heb kunnen overtuigen. Het zal mij ook worst wezen, met zijn twijfelachtig profiel kom ik hem later in de hemel sowieso niet tegen.

Het Levend Model

Ik voel de scrutinerende blik van Grom op mij rusten.

You are NOT looking at me, are you, Grom?”

In fact, I AM looking at you, honey!

Normale mensen, zoals ik mezelf graag voorhou er een te zijn, begraven hun oude dromen  samen met hun oude dag. Niet zo Grom uiteraard.

Al jaren doet hij zo immens zeurderig over de tekenlessen, die hij ooit aan een schare neofieten zou willen geven. Tekenen naar levend model. Gewoon omdat een dood model hem niet zo onmiddellijk aanspreekt.

Hij zag zijn kans schoon toen zijn kunsttempel in de hoofdstad afgewerkt was. Hij ontwiep een paar posters, waarop het model duidelijk levend, maar onmiskenbaar naakt te zien was.

Which one do you prefer, honey?” Het werd de andere.

Via een paar advertenties ging de grootmeester dan ijverig op zoek naar een deeltijds model en stelde daar een behoorlijke vergoeding en een one to one selectieprocedure tegenover.

Zijn uiterst hooggespannen verwachtingen werden echter de bodem ingeslagen toen er geen enkele reactie kwam. Erger nog, onze buurman schilderijenkliederaar ging met zijn lang gekoesterd idee lopen en startte zijn eigen lessenreeks, naast de deur, met enig succes en zonder levend model.

De ontgoocheling was terrifying. Zelfs mijn welgemikte argumentatie, dat enkel geniale kunstenaars door een bunch of daft losers gekopieerd worden, bracht geen soelaas en het levend model werd verder mordicus doodgezwegen.

Tot nu. De daft loser next door gaat enkele weken op reis en vreest bij zijn terugkeer in de klas nog enkel lege stoelen aan te treffen.

Of Grom hem alsjeblieft voor enkele tekenlessen wil vervangen? “I’ll see what I can do, mate”.

Binnen het uur ligt zijn planning klaar. Exit naaktmodel, geen denken aan. Want “one of the students is a 15-year old boy, honey!!!” Natuurlijk willen wij deze adonis niet met nog een levenslang trauma opzadelen.

“What else could possibly be interesting, honey?”

Handen, dàt is het! Grom raakt door het dolle heen, alleen al bij de idee dat hij daarmee het luie zweet uit deze onmiskenbaar gemotiveerde cursisten kan jagen.

Nog meer eigenlijk nu het hem zo plots invalt, dat MIJN handen wel eens zouden kunnen geschikt zijn voor public exposure. Dat zal dan wel mijn enige lichaamsdeel zijn, neem ik aan.

Tersluiks bekijk ik mijn tengels. Een dagelijks badje olijfolie eerste persing schijnt wonderen te verrichten.

Het Levend Model

Ik voel de scrutinerende blik van Grom op mij rusten.

You are NOT looking at me, are you, Grom?”

In fact, I AM looking at you, honey!

Normale mensen, zoals ik mezelf graag voorhou er een te zijn, begraven hun oude dromen  samen met hun oude dag. Niet zo Grom uiteraard.

Al jaren doet hij zo immens zeurderig over de tekenlessen, die hij ooit aan een schare neofieten zou willen geven. Tekenen naar levend model. Gewoon omdat een dood model hem niet zo onmiddellijk aanspreekt.

Hij zag zijn kans schoon toen zijn kunsttempel in de hoofdstad afgewerkt was. Hij ontwiep een paar posters, waarop het model duidelijk levend, maar onmiskenbaar naakt te zien was.

Which one do you prefer, honey?” Het werd de andere.

Via een paar advertenties ging de grootmeester dan ijverig op zoek naar een deeltijds model en stelde daar een behoorlijke vergoeding en een one to one selectieprocedure tegenover.

Zijn uiterst hooggespannen verwachtingen werden echter de bodem ingeslagen toen er geen enkele reactie kwam. Erger nog, onze buurman schilderijenkliederaar ging met zijn lang gekoesterd idee lopen en startte zijn eigen lessenreeks, naast de deur, met enig succes en zonder levend model.

De ontgoocheling was terrifying. Zelfs mijn welgemikte argumentatie, dat enkel geniale kunstenaars door een bunch of daft losers gekopieerd worden, bracht geen soelaas en het levend model werd verder mordicus doodgezwegen.

Tot nu. De daft loser next door gaat enkele weken op reis en vreest bij zijn terugkeer in de klas nog enkel lege stoelen aan te treffen.

Of Grom hem alsjeblieft voor enkele tekenlessen wil vervangen? “I’ll see what I can do, mate”.

Binnen het uur ligt zijn planning klaar. Exit naaktmodel, geen denken aan. Want “one of the students is a 15-year old boy, honey!!!” Natuurlijk willen wij deze adonis niet met nog een levenslang trauma opzadelen.

“What else could possibly be interesting, honey?”

Handen, dàt is het! Grom raakt door het dolle heen, alleen al bij de idee dat hij daarmee het luie zweet uit deze onmiskenbaar gemotiveerde cursisten kan jagen.

Nog meer eigenlijk nu het hem zo plots invalt, dat MIJN handen wel eens zouden kunnen geschikt zijn voor public exposure. Dat zal dan wel mijn enige lichaamsdeel zijn, neem ik aan.

Tersluiks bekijk ik mijn tengels. Een dagelijks badje olijfolie eerste persing schijnt wonderen te verrichten.

Het Staatsieportret

frame

(In het jaar des Heren 2015)

“You did what?!

Verbijsterd staar ik naar Grom, die mij zonet tussen neus en lippen komt te vertellen, dat hij onze buurman-kunstenaar de opdracht gaf ons beiden op canvas te vereeuwigen.

“The man is struggling, sweetie. I just felt it was the right thing to do, he told me he hasn’t paid his rent for months now”.

Ik krijg meteen een vrij duidelijk visioen hoe dit portret er idealiter moet gaan uitzien : Grom (zij-aanzicht) neemt in alle tederheid mijn hoofd (zij-aanzicht) in beide handen en drukt een zachte kus op mijn voorhoofd. Op mijn voorhoofd, want wij zijn ook geen twintig meer. In alle tederheid, want hieruit dient afgeleid te worden dat hij mij de laatste vier maanden (*) ontzettend heeft gemist. En de kus moet zacht zijn, want ik zal vermoedelijk wel hoofdpijn hebben.

“I gave him the “Arthouse”-picture, I love that one”.

“Not that Arlequino one, surely!!”

Er circuleren wereldwijd weinig foto’s van ons beiden. Er is The Toplou One (2009), The Paris One (2010), The Gent One (2011), The Istanbul One (2012) en de vermaledijde Arthouse One (2013), waarop ik een nu hopeloos gedateerd zwart-wit geruit harlekijntruitje draag. Niks geen tedere zoenen evenwel op that one. De foto dateert van vlak na de renovatie van onze “Arthouse” in Heraklion en het is duidelijk aan mij te zien dat ik toen sterk overwoog de Tonton Macoutes op Grom af te sturen.

Soit.

Het eindproduct hangt er. 50 x 70. En geheel volgens de instructies van Grom heeft mijn nooddruftige buur mij van rode lipstick en dito nagellak voorzien. Staat goed bij die ruitjes. Het teveel aan buik is bij Grom vakkundig weggewerkt en zijn gezicht heeft een verbluffende verjongingskuur ondergaan.

Grom is uiterst tevreden. Buurman en zijn huisbaas ook. Maar de cover van Vogue zullen wij niet halen, vrees ik.

(*) Ik was toen in Vlaanderen voor radiotherapie.

De Pikante Jam

Het was een onzalig idee. Zoals al mijn ideeën zijn, voor zij met schaamrood een roemloze dood sterven.

Ik zou mijn jam zelf gaan maken. Mijn eigen Bonne Doormat.
En het zou Bonne Doormat Abrikozen worden, want dat wil Grom
op zijn ochtendtoast hebben en ik ben gek op de Aardbeien.

Toen na een paar maanden mijn lege, opgepotte voornemens te veel ruimte onder het aanrecht begonnen in te nemen, verhuisden mijn bokaaltjes netjes opgestapeld naar de utility room. Daar viel het steeds groeiend aantal niet zo op en bovendien was het abrikozenseizoen sowieso voorbij.

Mijn buurvrouwtje Eleni, gezegend met een wel zeer vruchtbare en crisisbestendige groententuin, zette op een ochtend echter een massale hoeveelheid pepertjes bij mijn hekken neer.
Nu lust ik wel een pepertje op zijn tijd, maar twee Lidl-tassen vol, dat zou voor mijn ingewanden het einde betekenen.

23 augustus was de dag, dat ik besloot de pepers in  te maken. Ik weet het nog precies, want ik schreef die op de Bonne Doormat-deksels neer.

Ik had recepten opgezocht, grondig gelezen, met elkaar vergeleken. De positieve lezersbeoordelingen onthouden, de nijdige vergeten.
En enige creatieve inbreng toegevoegd.

Zij zijn niet te vreten. Reeds bij de eerste hap voelde ik stoom mijn lichaamsopeningen verlaten. Snakkend naar adem, zwetend als een rund, heb ik mijn lijf een ganse week opgebrand. Een vurige Aziaat die dit aankan.

Nog 8 bokalen heb ik staan. Heel sporadisch drop ik er eentje, flink in inpakpapier gewikkeld, in de voedselcontainer van de supermarkt. Voor de behoeftigen. En speur ongerust in de plaatselijke krant naar verdachte overlijdens.

Aan Eleni zal ik volgende zomer zeggen dat Grom geen pepers lust.

Er staat een paard…

Een gehavende Bambi, klaar voor zijn “winterslaap”

I can’t believe I’m doing this“. Elk jaar opnieuw, als de lente in aantocht is, herhaal ik – luid genoeg – dezelfde zin, terwijl ik Bambi bij de achterste poten grijp en hem, stuntelend achter Grom, dwars door het hele huis, terugplaats in zijn natuurlijke habitat.

Bambi is een heus kunstwerk, een houten balk op stelten, een zwaargewicht, onhandig en overbodig, maar goed gedraaid van oren en poten.

In ontmantelde toestand en dik ingeduffeld in noppenfolie, maakte hij jaren geleden in woelige wateren de overtocht van het UK naar zijn vaste plek op ons terras. Het kunstwerk moet een paard voorstellen, dat ziet het kleinste kind. Dat wij het echter Bambi noemen, is enkel het bewijs van de open mindset van de eigenaar, die steevast beweert dat het een ezel is.

Als de herfst toeslaat, en Bambi in zijn naaktheid gegeseld wordt door zware regenbuien en harde windstoten, wordt hij met liefde en zorg naar binnen gehaald. Hij brengt namelijk de winter door in mijn keuken. Dik tegen mijn zin. Het onfortuinlijke beest neemt veel plaats in en hindert gruwelijk de natuurlijke flow van dit huis en van mij. Ik laat dan ook niet na mijn ongenoegen te uiten door er dagelijks mijn vochtige vaatdoeken over te gooien.

Mijn opluchting is dan ook onbeschrijfelijk eens Grom besluit Bambi – voor zijn terugkeer naar het terras – zijn jaarlijkse schoonheidsbehandeling te geven. De krullende vernislaag wordt weggenomen, gaatjes worden opgevuld, het hele lijf wordt grondig opgeschuurd en ingesmeerd met een speciaal daartoe overgevlogen wax. Zoveel tender care valt mij zelfs niet te beurt.

IMG_6941
Bambi na zijn schoonheidsbehandeling

En zo tuurt Bambi alweer naar de zee en ik naar een lege keuken. Een stand van zaken waar ik mij perfect in kan vinden. Een mens moet immers genadeloos prioriteiten stellen.

Duivelszak is nooit vol

Grieken en inwijkelingen betalen meer dan 100 miljoen euro per maand aan de banken in de vorm van “vergoedingen” en “commissies” die de geldschieters in rekening brengen voor alle mogelijke soorten diensten.
Volgens gepubliceerde gegevens van de vier systeembanken (National, Piraeus, Eurobank en Alpha Bank) hebben zij hun klanten belast met “commissies” ten bedrage van ongeveer 700 miljoen euro in de eerste helft van 2019.

Dit nieuws viel niet in goede aarde bij de Eerste Minister, die zich zowat dubbel plooit om het betalen-met-kaart in alle hevigheid te promoten teneinde belastingsvlucht te ontmoedigen.

Kwatongen (die vindt men hier ook) beweren, dat de regering, in een poging om Griekse banken onder druk te zetten om de binnenkort geplande verhogingen voor diensten, die in het verleden gratis waren, in te trekken, blijkbaar besloten heeft een “oorlog” tegen de banken te beginnen door de bovengenoemde informatie te lekken …. In elk geval werden de bankbonzen voor een “gesprek” uitgenodigd.

De Laatste Prikkels

U weze gewaarschuwd. Grom is de man van de wandrekjes. Laat hem vooral niet alleen met wat beschikbare vierkante ruimte op je muren, want hij moet en zal er een decoratief, vermoedelijk gerecycleerd, rekje plaatsen. Waarop dan bij voorkeur cacteeën in toenemende grootte en/of lelijkheid worden geëtaleerd.

Toegegeven. Het rekje aan de buitenmuur van Villa Gisele (*) stond er een tijdje verweesd bij. De vier piepkleine metalen potjes met prikbladeren waren niet van aard om een toevallig voorbijkomende liefhebber van zijn sokken te blazen. Uit pure deernis kocht ik er nog vier bontgeschilderde mexicaantjes bij en toen stokte het aanbod dramatisch.

Ben je op zoek naar het onvindbare, dan kan slenteren in een schroot-, brocante- en inboedelmagazijn al eens verhelderend werken. Grom liet zijn oog vallen op een tiental oude vloertegels, die hij bij de renovatie van zijn studio wou gebruiken.

Samen met de hoogbejaarde Griekse eigenaar van de opslagplaats, hevelde ik de zware tegels over in een paar stevige tassen. Geheel in lijn met zijn credo, zelf niets te doen dat door een ander kan gedaan worden, verdween Grom in het gebouw. Het irriteerde mij en analoog met mijn bloeddruk, swingde ook mijn mood de pan uit.

Ik lummelde wat rond, verbaasde mij over de enorme hoeveelheid opgeslagen rommel en voelde een diepe compassie met diegene die deze meuk ooit zou erven. Beneveld door het stof en de kwalijke geuren, zocht ik algauw naar een uitgang en vond er Grom terug. Die, net als ik, plots oog in oog stond met 4 eenzame espressokopjes op de laatste volgestouwde kast. Vier petieterige witblauwe kopjes, voor vier petieterige cactusplantjes.

Met opgeheven handen droeg Grom zijn kopjes naar buiten, alsof het hier Fabergé-eieren betrof. Negeerde straal de opa Griek, wikkelde zijn schat op de parking omzichtig in het strandlaken dat op de achterbank lag en nam afwachtend plaats in de wagen.

Verbluft, sprakeloos, wezenloos, vol ongeloof staarden opa en ikzelf in zijn richting. “What about your fucking tiles?” Ik rekende af, wou de zware tassen van de grond tillen… het enige wat bewoog waren mijn knieschijven. Opa keek mij met een veelzeggende blik aan, deed alsof hij mijn verwardheid en schaamte niet zag en sleurde eigenhandig de tassen een voor een naar de wagen.

Ik was razend, ziedend, woest. Beloofde Grom zijn gezicht ermee open te rijten als hij nog 1 cactus naar huis bracht en trakteerde hem op een week silent treatment. Hij heeft sindsdien zijn stomme planten wijselijk in zijn studio ondergebracht.

(*) Nvdr : Villa Gisele is onze woning in het comateuze bergdorp nabij Gouves, die wij permanent bewonen. Andere woonsten in mijn verhalen betreffen Arthouse, het huis in Heraklion dat wij gedurende vijf jaar semi-permanent bewoonden, en Clive’s Studio, het kunstenaarshol van Grom in de onmiddellijke buurt van de villa.

Het Kaartje

IMG_7167

God en Klein Pierke weten het al onnoemelijk vele jaren, en ondanks mijn jaarlijkse januaribeloftes van beterschap en mijn nu wel diepgeworteld berouw, lukt het mij niet binnen een redelijke termijn een deftig, zij het dan kort, antwoord te verzinnen op brieven en berichten die mij liefdevol (what else?) bereiken. Mijn gemiddelde antwoordspanne moet nu welhaast acht maanden bedragen.

Maar als ik lees, dat er ergens zo’n jonge kerel hevig lijdt onder zijn chemobehandeling en zijn bezorgde vader vraagt hem als oppeppertje een kaartje toe te sturen, dan likt het vuur aan mijn achterste. Ik diep het meest zonnige Griekse tafereeltje uit mijn lade op, schrijf mijn boodschap aan de jongen en trek met mijn kaartje richting postkantoor.

Dat ik in het kantoor haast onder de voet gelopen word door de massa, daar kijk ik niet eens meer van op. Ik neem een ticket aan de automaat, neem er nog twee, en leg deze bovenop het apparaat, als toemaatje voor gehaaide nakomers. Ik heb het nummer 274 en zie op het scherm dat de loketdames langzaam de nummers 251 en 252 bedienen.

In tegenstelling tot de verantwoordelijken, die zich als in beton gegoten achter hun computerscherm verbergen, draaft onze postmeester door het lokaal, baant zich armenzwaaiend een weg – want hij is nogal klein van stuk – wenst mij een goedemorgen,  haalt een onschuldige jongeling uit zijn stoel en beveelt mij daar plaats te nemen. De hele zaal kijkt op, ik maak me zo klein mogelijk, zak onderuit in de stoel, kaartje in mijn ene hand, “solitaire“-spelletje in de andere.

Net als ik aan de eerste hint toe ben, daagt de postmeester weer op aan het einde van mijn rij. Met wenkend wijsvingertje. Is dat naar mij? Ik krimp nog meer in mijn stoel. “Come with me“. Ik voel wel 30 blikken in de rug als ik achter hem aan drentel. “Just that one card?” Ik knik en voel mij meteen schuldig. Had ik nu maar een hele resem kerstkaartjes geschreven. “One for Ollandia?” “Yes, please“. Hij komt aanzetten met een leuke zegel. “90 cents“.  Het voelt aan als de genadeslag. Nu moet ik spitsroeden lopen voor een armzalige 90 cent. “And this is my card for you, happy Christmas“. Hij duwt het (bovenstaand) kaartje van de Griekse Post in mijn handen.

De uitdrukking op mijn gezicht moet ab fab geweest zijn, toen ik mijn rug naar hem toekeerde en de uitgang opzocht. Iedereen lachte.