Geachte,

Miauw Stinky,

Al vanaf het moment dat een of andere schurk jou als een van zijn hoogst ongewenste kittens bij mij op de stoep parkeerde, wisten wij beiden, dat wij nooit de beste vriendjes zouden worden.

Ik heb het niet op rosse streepjeskatten, en al helemaal niet als die rosse streepjeskatten geen greintje dankbaarheid tonen als hun eerlijke vinder hun wel de dagelijkse kost, maar geen inwoning kan aanbieden.

Ik had er dus vrede mee, dat jij je genoeglijk installeerde op mijn auto, waar je een perfect uitzicht had op knaagdieren van diverse omvang, zodat je enige garantie had op steviger kost mochten mijn dagelijkse brokken op termijn niettemin tot een gewisse hongerdood leiden.

Wist ik veel dat jij binnen de kortste keren van mijn carrosserie een AirBnB zou gaan maken. Of dat jij, en bij uitbreiding je ganse gasten-populatie, zo ontzettend aartslui godganse dagen op jullie dakterras in het zonnetje zouden gaan baden.

De enige beweging die ik bij jullie herhaaldelijk kon vaststellen was van louter procreatieve aard.

Nu ik tot mijn ontzetting, en die van mijn garagist, verneem dat de brandstof-, rem- en aircoleidingen van mijn wagen helemaal tot prut herleid zijn door knaagdieren – je weet toch, die prooien waar jij normaliter op jaagt – kan ik enkel maar besluiten, dat jij je werk niet naar behoren hebt uitgevoerd en mijn gastvrijheid niet passend hebt gehonoreerd.

Ik verzoek je dan ook dringend de plaat te poetsen, samen met jouw omvangrijke, buitenechtelijke kroost.

Darling D.

(In a letter from March 13, 2012 to her cat Stinky)

Geachte,

Hi Bob!

Wat vervelend, dat je tuinbedrijf uiteindelijk op de fles is gegaan. Het moet een dolk door je hart zijn geweest, vast te stellen, dat je Britse mede-inwijkelingen op hun uitgedroogde lappen grond, die je in betere tijden met je druppelend zweet en je vaste planten tot jaloezie-oases hebt omgetoverd, nu rijen tomaten, komkommers, paprika’s en aardappelen hebben neergepoot, want “we’re all in this together”, nietwaar.

30 terrasplanten heb ik tijdens een van je uitverkoopdagen gekocht, herinner je je nog? Waarvan er 6 hun nieuwe thuis in mijn kleine kofferruimte dodelijk afgeknapt bereikten. 9 andere lieten het binnen de maand definitief afweten. Vonden de Khadaffi-wind niet naar hun zin, denk ik. Al kan het ook een gebrekkige watertoevoer geweest zijn. Of Duitse voedingsstaafjes.

Kortom, ik heb er nu nog 7. Die niet bepaald een groeispurt hebben vertoond. Behalve die 2 dan, die ik trouw elk jaar, met steeds meer mankracht, naar een grotere keramische pot heb overgeheveld. Hun tempo was niet bij te houden.

Nu ik er gisteren toevallig enkele vruchten meende in te ontwaren, stel ik mij de vraag, of je mij destijds geen bomen hebt verkocht. Ik zou het dan ook waarderen, mocht je eens een kijkje komen nemen. Je kan een telefonische afspraak met de heer des huizes maken.

Darling D.

(in a letter from July 10, 2014 to her landscaper)

Een Broodje Ochtendzoenen

greekbreaddaktyla

Mijn euromuntje heb ik klaargelegd en mijn hekken alvast geopend, want je moet goddomme van de rappe zijn als de bakker-op-wielen in de straat verschijnt. Of de man heeft bijberoepen, of hij is belastingsschuw. Ik ren dan ook als bezeten de straat op als ik het vertrouwde getoeter hoor. Te oordelen naar het geluid van knarsende deuren links en rechts, spurt zowat de hele straat op zijn busje af. De zwarte weduwen gaan voor en worden op hun stoep bediend, ik moet al van ver en voldoende luid  kalimera hijgen wil ik mijn komst aankondigen en aldus nog aan mijn dagelijks brood geraken.

Een uitgebreide keuze heeft mijn mobiele bakker niet. Geen enkele keuze eigenlijk, behalve dan het vertrouwde daktyla, een bruikbaar alternatief als je vergeet bread op je boodschappenlijst te schrijven. Roze plastic zakje errond en de man verdwijnt al net zo snel als hij gekomen is.

Volgt dan het rondje ochtendzoenen. Kalimera sas heb ik al geroepen en in mijn vlucht ook mijn jongere buuf Vasso gegroet, die snel een knopenloze ochtendjas over haar nachtpon heeft geslagen, gevraagd hoe het met haar ging en geantwoord hoe het met mij ging. Wij zoenen elkaar op de wangen, zij als een gietijzeren standbeeld wegens dat gebrek aan knopen.  Buuf Eleni mag ik ook niet overslaan, dat verwacht zij gewoon. Net als de andere oudjes, hunkerend naar wat genegenheid.

Voor het eerst merk ik het vrouwtje op, dat pas haar intrek heeft genomen in een fraai gerenoveerd huisje, samen met een uiterst irritante hond, die nooit heeft geleerd zijn bek te houden.  Vooraleer ik ook haar wil gaan zoenen terwijl ik nu toch bezig ben, vraag ik mij af of zij weet dat ik wel eens water naar haar mormel durf te gooien. Ik feliciteer haar met haar huisje dat er zo piekfijn bij staat. Waarop zij mij, een en al verrukking, het huis insleept en een rondleiding geeft langs alle kamers en kasten. Wat ik al vreesde, kwam ook. Of ik een koffie lustte? Ach, die déjà vu ! Met een – naar ik hoop – geloofwaardig droef gezicht, verzeker ik haar dat ik net mijn ontbijt-met-koffie op heb.

Ik heb wijselijk verzwegen dat ik geen brood in huis had.