Bevlogen en vervlogen (2)

“Last time I saw you, baby, you looked beautiful.
Now, you look dangerous…”




Ik moet het ootmoedig bekennen, ik heb zo mijn zwakke momenten.
Zo kan ik bijvoorbeeld niet keihard de levende poep pijnigen
uit een man, die godganse dagen aan mij blijkt te denken
en reeds dik drie uren op een warm terras op mij zit te wachten.

Wij hadden inderdaad a lot to talk about.
Het scheppen van enige klaarheid in wat ik al op een onvervalste Griekse tragedie uit zag draaien was hier aan de orde.

“I will be waiting for you all morning, baby”.

Netjes afgeborsteld zag Ferryman eruit. Een tikkeltje té zwierig met die borstel tekeergegaan misschien, zijn eertijds volle zilveren haardos leek flink uitgedund. Had ie maar niet zo vaak aan mij hoeven te denken.

Als een springveer wipte hij uit het bloemetjesstoffen zeteltje – die knie moet nu wel in orde zijn – en viel me sweetheartend om de slanke hals .

Ik was verwittigd. Griekse mannen zijn orakels. En het zijn leugenaars. Het ligt voor de hand, je kan niet twintig uren per etmaal nauwelijks naar adem happend doordrammen zonder dat er creatieve onnauwkeurigheden in je verhaal opduiken.

Geamuseerd aanhoorde ik Ferryman’s lange verhaal, hij luisterde op zijn beurt ernstig en instemmend knikkend naar de resem ontradende argumenten waarom I wasn’t looking for a relationship.

“My gentleman’s word, darling, I will respect your privacy”.
Tot zover onze agreement.

Verstandige, begripvolle mannen kan ik naar waarde schatten.

Bevlogen en vervlogen (1)

“Just a walk, not a marriage proposal…”
(Jack Nicholson in “Something’s Gotta Give”)


Het is vrijdag, een schitterende luie dag. En er is geen excuus om de wekelijkse Vlamingen-in-Kreta-koffieklets onder de sinaasappelboom op het terras van Vassili te missen.
Om 10u30 GMT (Griekse Misschien Tijd) staat ons tafeltje klaar, 11u kan ook nog.

De vogeltjes hebben mij wakker getjilpt. Ik luister naar hun vrolijk gekwetter, het énige geluid in de wijde omgeving. De zon kruipt omhoog en streelt mijn nek, terwijl ik in de tuin de rozen knip en mijn ontbijttafel dek.

De eitjes heb ik sunny side up gebakken en de toast met olijfolie ingestreken, de te zwarte romige koffie doet mijn vingers tintelen.
Zou ik best achterwege laten, zei mijn arts ooit. Net als mijn sigaretten. Hij kent nog niet half mijn dagelijkse consumptie.

Ik hoor gestommel op de zijtrap, die van de anonieme straat naar mijn voordeur leidt. Het gekraak van door de hitte gebarsten betontreden verraadt een mannenstap.

Ferryman.
Zo wordt de mysterieuze reder uit Athene hier genoemd.
De golden unreachable voor alle smachtende Britse Eastenders, die hier wel vaker last hebben van te veel rust, een niet meer zo significant other en opspelende hormonen.
En met giftig-flirtige onschuld elkaars competitie te lijf gaan.

Ik ontmoet hem voor het eerst, hij verblijft slechts zelden in het
oude huis dat hij in mijn bergdorpje heeft opgeknapt en hult zich bewust in een low profile waas.

“Of hij mij de sleutel mag overhandigen van de wagen, of eerder het wrak, dat al een paar jaren onbeheerd in de straat staat en volgende week weggetakeld wordt?

“No problem, Sir”.

Geen tamtam in de brousse van Toubacouta die je sneller am laufenden houdt dan de Kretenzische geruchtenmolen.
Nauwelijks heb ik mijn derrière in Vassili’s behaaglijke zeteltje geplant, krijg ik mij daar mijn buurvrouw Cheryl aan de lijn, buiten adem, een tikkeltje tipsy ook, het is ten slotte al aperotijd.

“Ferryman fancies you! Really, darling. Woo hoo, yes! He’s telling everyone he met you this morning. He is completely out of his mind. He’s gone crazy about your little red dress!”

Cheryl’s vermaarde beschonken welbespraaktheid hoeft voor geen ene meter voor de al even beruchte Griekse ontvlambaarheid onder te doen.

Drie woorden heb ik met Ferryman gewisseld.
En nog eens vijf zinnen, als ik hem begroet op het jaarlijkse plaatselijke dorpsfeest vier weken later. En hem bezweer dat het “no problem, Sir” is, als hij zich verontschuldigt dat hij, als gevolg van een knie-operatie, niet met mij kan dansen.
“But, I’ll be delighted to dance with you next year”.

Een paar maanden later.
Ik ben op weg naar Athene, waar ik een vlucht naar Brussel zal nemen.
En raak op Sitia Airport in een hoogoplopende discussie verwikkeld met een politieagent, die mijn bagage op de loopband wil screenen terwijl de Olympic baliebediende op identiek hetzelfde moment mijn bagage op zijn loopband wil inchecken.

Hulp komt uit onverwachte hoek.
Ferryman, ook op weg naar Athene, waar zijn moeder na een jarenlange ziekte overleden is.

Wij keuvelen wat bij een frappé. Dit is nieuw voor mij. Hoe verloopt zo’n begrafenis? Wil ik weten.
Wanneer kom je terug, sweetheart? Wil hij weten.

Sweetheart? Ik ril bij het woord.

Een paar weken later ril ik nog steeds, van de kou in België ditmaal. En bij het snel naderen van mijn volgend vertrek.

“We have a lot to talk about, baby“.
Deze boodschap loopt over mijn mobieltje.
Baby?? Baby!!

Het beste dat wij van mensen kunnen verwachten, is dat zij vergeten, zei de wijze Mauriac.
Nou, wat mij betreft.

I will sing for you now

“Laten we zolang mogelijk zingen onderweg,
de weg wordt er minder eentonig door” (Vergilius).

Op de terugweg van Heraklion naar Sitia, ter hoogte van het dorp Skopi, ligt een oude man naast de baan, zijn hoofd op een goedgevulde groot formaat boodschappentas. Je denkt meteen, daar is iets gebeurd.
Hoewel, er gebeurt nooit iets in Skopi.

Voor ik goed en wel op mijn rem ga staan, veert de man recht en rukt het portier open.
Sitia?” vraagt hij onvast. Overbodige vraag, verder dan Sitia leidt deze weg dus niet.

Het duurt wel even voor ik de entertainment- en voedselpakketten, die ik op zo’n lange trip steevast naast me heb liggen, op de achterbank heb gekeild.

Hij neemt plaats, een wolk van ongewassen onfrisheid en rakidampen slaat in mijn gezicht.

Ik draai mijn raampje nu volledig open en vertrouw verder op de goede werking van de Ocean Breeze Car ontgeurder.

Souedia? Ollandia?” vraagt hij. Steeds hetzelfde liedje.
Alsof er in Belgio geen blonde vrouwspersonen rondlopen.

Hij voelt zich duidelijk op z’n gemak, meer dan ik althans.
Kijkt naar de achterbank en vraagt of ik die appel vandaag nog wou opeten.

Neemt een paar flinke happen, kijkt nog eens achterom.
Do you like music?
Of course I do“, antwoord ik naar waarheid, moeilijk er onderuit te komen met de vele cd’s op de achterbank.

I’m a singer.” Opgezwollen fierheid. Onverholen lach in zijn ogen. Verwacht mijn ongeveinsde verrassing.

Oh, are you?

Het startsein is gegeven. Geen houden aan. Jarenlange herinneringen aan plaatsen, data, gelegenheden ratelen aan mij voorbij. Heimwee en vergane glorie.

De appel is op, hij veegt zijn mond aan zijn mouw af.
My name is Ignatios. I will sing for you now.

Tot ik Ignatios in het centrum van de stad uit de wagen laat, heeft hij ononderbroken gezongen. Soms krakerig, soms neuriënd omdat hij zich de woorden niet meer kon herinneren.
Maar met een blijheid en een overgave die mij toch wat onthutst achterlaten.

At Christmas, or when you have company, I will come to your house and sing for you, call me!” voegt hij er tot afscheid nog aan toe.

Ik heb zijn telefoonnummer niet gevraagd.

De Hollander van Ierapetra

Paul Herman Felix Kuijpers 1939-1971

Gisteren herdacht men het 48-jarig jubileum van het overlijden, op 9 september 1971, van de Nederlandse agronoom Paul Kuijpers, die de pionier was van tuinbouwkassen in Griekenland en vooral in Ierapetra, waar hij “De Hollander” (O Ολλανδός ) werd genoemd.

Dit is de man, die de levens van de mensen in Ierapetra ingrijpend wijzigde en hun woonplaats veranderde in een tuinbouwkasparadijs, in een tijd dat er armoede was omdat het toerisme nog volledig onderontwikkeld was.

Paul Kuijpers begon in 1963 te experimenteren met tuinbouw op het Griekse eiland Syros. Drie jaar later, in 1966, ging hij naar Ierapetra in Kreta en vestigde zich daar met zijn vrouw, met wie hij twee dochters had, waarvan er één na zijn dodelijk verkeersongeval werd geboren.

Paul Felix Herman Kuijpers, zoals zijn volledige naam was, leerde de inwoners van Ierapetra hoe groenten en gewassen te telen in kassen, terwijl hij nieuwe variëteiten planten uit zijn geboorteland importeerde.

Aanvankelijk was de teelt in de kassen van Ierapetra geconcentreerd op komkommers, maar geleidelijk begonnen andere soorten te groeien, wat leidde tot een eigenaardige landelijke “revolutie” van de plaats en een meer dan gemiddelde welstand voor de inwoners.

Uit erkentelijkheid voor hetgeen Paul Kuijpers voor hen had betekend, lieten zij de uit de streek afkomstige kunstenaar Frixos Theodosakis een bronzen buste van hem maken, die op 11 september 1977 in het naburig dorp Gra Ligia werd onthuld.

Driemaal is scheepsrecht

Zonder meer erbarmelijk was het gesteld met het hekwerk rond ons groot terras. Een paar ellendige winters hadden loszittende verf en oprukkend roest achtergelaten. Het was een doorn in Grom’s oog, die, wegens drie maanden in zuurstoftherapie, de aanzienlijke schilderklus zelf niet meer kon klaren.

Ik vatte de oude Apostolis, die de laatste hand legde aan een job bij de buren, bij de kraag. Bekwaam huisjesschilder en -melker als hij is, kwam hij een kijkje nemen, schatte de nodige werktijd in, en zou dit varkentje voor ons wel even wassen voor 100 euro zwart. Op zaterdag konden wij hem verwachten. Hij daagde echter niet op.

Dan maar een plaatselijke bouwondernemer gecontacteerd, die zou vast wel een zo mogelijk nog bekwamere vakman op zijn loonlijst hebben staan. Maar de beoogde Valmir had er geen zin in.

Toen er vorige week een man aan ons hekken stond te rammelen met de vraag onze wagen te verplaatsen, daar hij een nabij muurtje moest schilderen, zag Grom zijn kans schoon. Glunderend, ene Stelios in zijn kielzog, sleurde hij de man het terras op, goot hem een kafedaki op, bezong in zijn koetergrieks diens vermoedelijke kwaliteiten en gooide het zowaar op een akkoordje. Meer nog, Stelios zou ons hekken, dat eigenlijk geen extra laag nodig had, er in één adem wel even bijnemen.

Geluk kan al eens in een verfkwast schuilen. Zoals beloofd, daagde Stelios op en leverde kwalitatief hoogstaand werk af. Sterker nog, ook de relingen naast het hekken stak hij (ongevraagd) in het blauwe kleurtje.

Wij zijn nog steeds niet van onze verbazing bekomen. Acht uren werk, 60 euro. Z.e.s.t.i.g euro! Ik heb Stelios opgenomen in mijn Eervolle-Vermeldingen-Galerij en vraag mij af of de gevel volgend jaar niet onder handen moet genomen worden.

Overgeslagen Generatie

Het aantal verkeersdoden in Kreta neemt angstwekkend toe. Dit jaar liep het aantal reeds op tot 47, een toename met 50% in vergelijking tot vorig jaar. De helft van de doden is jonger dan 35.

Uit een politierapport blijkt, dat Europa in 2018 gemiddeld 54 verkeersdoden per miljoen mensen telde, Griekenland 68.

Met 620.000 Kretenzers en reeds 47 verkeersdoden dit jaar, zullen wij hoogstwaarschijnlijk een score van 100 doden per miljoen bereiken.
De belangrijkste doodsoorzaken zijn overmoed, alcohol en drugs. Onder de verkeersdoden vallen nauwelijks toeristen, die houden zich doorgaans aan de verkeersregels.

De roep om veiligere en betere wegen, handhaving van de verkeerswetgeving en meer controles door de politie en de autoriteiten wordt steeds luider.

In de afgelopen 50 jaar, vonden 120.000 mensen de dood op de Griekse wegen, 350.000 hielden aan een verkeersongeval een blijvende handicap over en meer dan 2 miljoen mensen werden gewond. Een hele generatie werd aldus op dramatische wijze overgeslagen.


Strandkwal(l)en

“Are you an artist?”

Ik heb de vraag niet eens gehoord. De klanken worden opgezogen door de wind, die speels door de rieten parasol rammelt, en de witte golven die schuimig een kluwen zeewier over de keitjes rollen.

De man staat een paar passen van mijn strandbed en herhaalt zijn vraag. Eigenlijk is die vraag niet bijster origineel, ik zit bij afwisseling wat te schetsen, nadat ik Pompeii heb uitgelezen en derhalve al een paar dagen angstvallig de bewegingen en de kleur van de zee in de gaten heb gehouden, de vlucht van de vogels heb geanalyseerd, de geluidssterkte van de wind heb vergeleken en verdachte watermuren aan de horizon heb liggen afspeuren.

“No, I am not. He is the artist.”

Hij volgt mijn hoofdknik en blik richting Grom, die uitgeteld aan mijn voeten ligt, waar hij zijn lounger haaks op de mijne heeft geplaatst. Hij heeft zijn oortjes in, luisterend naar krek dezelfde deuntjes als tien jaar geleden. Ik heb het altijd een excentrieke gewoonte gevonden, er valt immers zoveel te beleven op een stukje strand waar allerlei vreemde snuiters naast elkaar krioelen als mieren rond een korreltje aardappelchips. If you need music on the beach, you’re missing the point.

Een vlugge blik op de roerloze Grom aan mijn voeteneinde is niet van aard om de man bruusk af te remmen. Ongegeneerd en (vooral) ongevraagd, vertelt hij honderduit over het wanneer, het hoe en het waarom van zijn aanwezigheid op deze idyllische plek. Na een tiental minuten voelt hij het nijpend gebrek aan weerwoord van mijn kant en stapt op.

“What was this all about?” vraagt Grom, bij wie nu enige doorbloeding te merken is. Ik toon hem de frêle vrouwenfiguur die ik geschetst heb. Hij snuift, neemt het tekenblok uit mijn handen en zet in no time een vrouwenhoofd op papier. Medusa, hard, gevoelloos, monsterlijk.

Ik fluister hem toe, dat dit de lelijkste tekening is, die hij ooit heeft gemaakt.

Ochtendgetril

Het is moeilijk wennen aan een aardbeving, vooral als het epicentrum zich op nauwelijks 7 kilometer van je voordeur bevindt.

Het was nog vroeg in de ochtend toen, in een soort gebrom, een en ander danig begon te schudden en te schuiven in het kamertje waar ik zat. Het valt me nu op, dat aardbevingen zich meestal voordoen als ik zit. En dat ik van het soort ben, dat blijft zitten. Mij zal je niet als een gebeten hond zien rechtveren of een spurtje naar buiten inzetten, neen, ik blijf gewoon stoïcijns op m’n krent zitten tot de bui overwaait.

Niet zo Grom, die nog in een diepe slaap lag en, door de trillende wereld gewekt, als koeiengek opsprong en naar buiten holde, terwijl hij vergeefs trachtte het laken Socratesgewijs om zijn lichaam te slaan.

Na hooguit een tiental seconden herwon de natuur haar kalmte, er viel geen schade te noteren.

Bedenk echter wat een straf verhaal de toeristen aan de thuisblijvers zullen opdissen…